Pastorie aan de A. Verherentstraat (H17)

Adres: A. Verherentstraat 2, 1961 GD Heemskerk
Kadastraal: D 8633

Inleiding

Aan de noordoostzijde van de Anthonie Verherentstraat en naast de reeds als rijksmonument beschermde Laurentiuskerk (1889-1891) gesitueerde voormalige PASTORIE uit 1889-1890. De op ruim vijftig meter van de straat gelegen pastorie is evenals de kerk ontworpen door de Delftse architect Josephus Hubertus Tonnaer (Thorn 1852 – Sassenheim 1929) in een bij het kerkgebouw aansluitende sobere neorenaissance trant. De bouw van de kerk en pastorie werd op 8 augustus 1889 voor ƒ 80.950,- onderhands aanbesteed aan aannemer Jan Groenendael uit Nieuwer-Amstel die zeer goed stond aangeschreven en ook de katholieke kerk in Uitgeest gebouwd had.1 Op 5 september 1890 konden pastoor Van Leipsig en zijn kapelaan hun definitieve intrek nemen in de nieuwe pastorie. Uitwendig verkeert het pand nog grotendeels in de originele staat. Wel zijn de oorspronkelijke zesruits schuiframen in XXd met behoud van de bestaande kozijnen vervangen door vaste T-ramen, en werden drie van de vier dubbele tuindeuren in de vergaderzaal rechtsachter gewijzigd in dito ramen. Het interieur is nog gedeeltelijk oorspronkelijk. In 1955 vond een interne verbouwing plaats waarbij op de verdieping een extra kamer werd gerealiseerd bestemd voor de derde kapelaan. Een volgende verbouwing vond plaats in de jaren '70 toen onder meer de keuken werd gemoderniseerd. In 1991 is de pastorie verbouwd tot parochiecentrum.

Omschrijving

Op nagenoeg rechthoekig grondplan gebouwde halfvrijstaande pastorie van twee bouwlagen onder een afgeplat schilddak gedekt met leien in Maasdekking. Het bovenvlak van het schilddak is niet plat, maar uitgevoerd als een zeer flauw hellend zadeldak. In het midden hiervan bevindt zich een lichtkap (van het trappenhuis). De buitengevels zijn opgetrokken in rode machinale waalsteen in kruisverband met snijvoeg en voorzien van een omgaande plint met een bovenrand van kwartronde oranjerode profielsteen. Bovenaan worden de gevels beëindigd door uitkragend siermetselwerk van rode en gele baksteen. Het muurwerk wordt verder verlevendigd door banden van gele machinale waalsteen ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpels van de vensters en door waterlijsten van oranjerode profielsteen onder de hardstenen lekdorpels van de vensters. Tesamen met de zes banden, de plint en het genoemde uitkragende siermetselwerk, geven de twee waterlijsten de gevels een sterk horizontaal karakter. De ontlastingsbogen boven de vensters en de ingangen zijn uitgevoerd als segmentboog met daaronder terugliggend siermetselwerk van rode en oranjerode baksteen. De recht boven de parterrevensters geplaatste verdiepingsvensters hebben een geringere hoogte.
De brede voorgevel (ZW) kent een asymmetrische opzet, waarbij de in totaal zeven vensterassen verdeeld zijn over twee op zichzelf symmetrische geveldelen: rechts een hoekrisaliet met twee vensterassen en risalerend schilddak, en links hiervan een breder terugliggend gevelvlak van vijf vensterassen met in de middelste op de parterre geen venster, maar een ondiepe portiek. Zowel midden boven de hoekrisaliet als midden boven het brede terugliggende geveldeel bevindt zich een dakkapel waarin twee smalle tweeruits openslaande ramen. Beide dakkapellen hebben leigedekte zijkanten en een dito schilddakje bekroond door een piron. In de portiek bevindt zich de voordeur met bovenlicht. Zowel dit bovenlicht als de overige bovenlichten in de voorgevel zijn naderhand (vermoedelijk in XXb) voorzien van abstract meerkleurig glas in lood (een wit fond met paarse omranding en middenpatroon in rood en geel). De voordeur is uitgevoerd als een paneeldeur voorzien van raampjes van geslepen glas: centraal een draairaampje en bovenin twee vaste vierruits raampjes naast elkaar, beide met een opvallende roedenverdeling in de vorm van een Latijns kruis, hetgeen gezien de functie van het pand ongetwijfeld een bewuste symbolische verwijzing is naar de kruisdood van Christus. Onder elk van de twee vensters rechts van de portiek bevindt zich een kelderkoekoek waarin een liggend venster voorzien van twee draairamen.
In het midden van de rechterzijgevel (ZO) bevindt zich een via een hardstenen stoep van twee treden bereikbare zij-ingang met bovenlicht en ter weerszijden twee vensters. De zij-ingang is uitgevoerd als een paneeldeur met drie onderpanelen en in de bovenhelft twee paar raampjes waarbij de tussenruimte de symbolische vorm heeft van een Latijns kruis. In het midden van de eerste verdieping bevinden twee vensters (het rechter is gewijzigd in een nooduitgang bereikbaar via een stalen wenteltrap).
De linkerzijgevel (NW) grenst ter hoogte van de begane grond via een gang met plat dak aan de kerk. In het midden van de eerste verdieping bevindt zich een venster (het liggende venster rechts hiervan is naderhand geplaatst).
De brede achtergevel (NO) telt op de verdieping vijf vensters met boven de tweede en vierde een dakkapel als voor (de piron van de rechter dakkapel ontbreekt). Van de vier dubbele tuindeuren op de parterre resteert de tweede van links, een via een hardstenen stoep van twee treden bereikbare dubbele deur met in elke deurhelft een raam (de overige deuren zijn gewijzigd in vensters). Rechts bevindt zich een keukenvenster waarnaast een uitbouw met plat dak (de voormalige "waschkeuken"). Deze uitbouw is minder hoog dan de parterre van de pastorie en grenst rechts aan de sacristie. In de zuidoostgevel van de uitbouw bevindt zich een via twee hardstenen treden bereikbare (vernieuwde) achterdeur met bovenlicht, en links in de noordoostgevel een schuifvenster met tweeruits bovenlicht waarboven een strek. Het metselwerk van de uitbouw is vergelijkbaar met dat van de pastorie, maar wellicht vanwege de oorspronkelijke functie als wasruimte enigszins soberder uitgevoerd: een gele band ter hoogte van de bovendorpel en een waterlijst ontbreken.

Het interieur verkeert nog gedeeltelijk in de oorspronkelijke staat en is onder meer voorzien van rijk omlijste paneeldeuren op beide bouwlagen en een centraal geplaatst rechthoekig trappenhuis dat tot en met de zolderverdieping is gemetseld en van boven af wordt verlicht door een groot meerruits bovenlicht met vakindeling. De houten bordestrap in het trappenhuis heeft een dito leuning samengesteld uit verticale latten waarop een handlijst rust die onderaan eindigt tegen een trappaal met afgeschuinde hoeken. Aan de achtergevel grenst naast de keuken linksachter een ruime vergaderzaal die zich uitstrekt tot aan de rechterzijgevel en voorzien is van een rijk geprofileerd stucplafond met binnen een met diamantkoppen verfraaide paneelrand een vakindeling waarbinnen in de lengteas twee ruitpatronen en in het midden een cirkelmotief. In het midden van zowel de twee ruiten als de cirkel hangt aan een rijk geprofileerd rond middenorna-ment een grote geelkoperen kroonluchter (de middelste telt drie rijen armen, de twee buitenste twee rijen). Tegen de noordwestmuur van de zaal staat een schouw in neorenaissancestijl met een zwartmarmeren onderboezem voorzien van gecanneleerde pijlers en een gepleisterde bovenboezem met kroonlijst. Mogelijk gaan onder de moderne plafonds in de overige vertrekken op de parterre nog originele stucplafonds schuil. Van de vroegere T-vormige gang op de parterre resteert een gedeelte achter de zij-ingang in de rechterzijgevel. Van hieruit geeft een paneeldeur toegang tot de sobere kamer rechtsvoor. De vestibule bij de voordeur is voorzien van een tochtpui met als bovenlicht een breed middenraam tussen smallere zijramen. De via een rechte steektrap van rode machinale baksteen bereikbare kelder middenvoor heeft een vloer van grijsgesmoorde tegels en een plafond bestaande uit ijzeren I-balken met daartussen gepleisterde troggewelfjes. De kelderruimte wordt onderverdeeld door drie in een L-vorm geplaatste getoogde doorgangen. In de linkerzijde van het trappenhuis bevindt zich zowel op de parterre als de eerste verdieping een grote rondboogdoorgang. Op de verdieping opent deze naar een ruime overloop die in verbinding staat met een dwarsgang over de volle breedte van het pand. De gang heeft een rijk geprofileerd stucplafond met een zware kooflijst. Vanaf de gang en de overloop geven paneeldeuren als genoemd toegang tot de (gemoderniseerde) aangrenzende vertrekken. De zolder heeft een vloer van smalle delen. Het aan de achtergevel grenzende gedeelte van de zolder wordt afgescheiden door een gepleisterde dwarsmuur waarin twee paneeldeuren toegang geven tot twee zolderkamers. De houten kapconstructie boven het rechter gedeelte van de zolder bestaat uit driehoekspanten evenwijdig aan de voorgevel en voor het overige uit op standvinken rustende spanten evenwijdig aan de zijgevels. De spanten zijn voorzien van gordingen. Het dakbeschot bestaat uit brede delen die, in verband met het gewicht van de leidekking, tot aan het afgeplatte dakgedeelte in horizontale richting zijn gespijkerd op in doorsnede rechthoekige daksparren. Tegen de zuidoostmuur van het trappenhuis is een gepleisterd rookkanaal opgetrokken.

Waardering

Het parochiecentrum naast de Laurentiuskerk is van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde als grotendeels gaaf bewaard gebleven pastorie uit het vierde kwart van de negentiende eeuw opgetrokken in sobere neorenaissancetrant naar ontwerp van de Delftse architect J.H. Tonnaer. Het pand heeft tevens stedenbouwkundige waarde als onderdeel van een beeldbepalend katholiek gebouwencomplex bestaande uit een kerk met pastorie, een voormalig klooster naast de kerk, en de voormalige jongens- en meisjesschool aan de overzijde van de straat.