Villa aan de Rijksstraatweg (H11)

Adres: Rijksstraatweg 16, 1965 LH Heemskerk
Kadastraal: D 1346

Inleiding

Op een ruim perceel aan de oostzijde van de Rijksstraatweg gelegen VILLA uit 1907-1908 genaamd "Buitenlust". De namen van de architect en de aannemer van de villa zijn niet bekend. Het in late art nouveau ontworpen pand werd gebouwd in opdacht van de gepensioneerde kapitein ter zee Aginus Seret (Sliedrecht 1852 – Alkmaar 1923), die op 5 maart 1907 benoemd was tot burgemeester van Heemskerk.1 "De voorgangers van Seret hadden allemaal in Beverwijk of, omdat ze daar eigenaar van waren, op kasteel Marquette gewoond. Voor de nieuwe burgemeester bleek na zijn benoeming in de gemeente Heemskerk geen passende ambtswoning beschikbaar te zijn. Seret besloot daarop een huis te laten bouwen aan de Rijksstraatweg."2 De eerste steen van het pand werd gelegd op 7 september 1907 door zijn jongste dochtertje Jannetje Clazina Belia Agina (geb. Den Haag 16-11-1903). Op 1 mei 1908 namen het echtpaar Seret-Ribbius en hun twee dochters hun intrek in het nieuwe huis.3 Twee jaar na de bouw liet Seret de kleine binnenplaats (2,60 x 2,20 m) tussen de keuken linksachter en de achter de villa gelegen schuur overkappen met een plat dak zodat deze als bijkeuken dienst kon doen.4 Sinds 1934 is de villa in gebruik als dokterswoning.5 De architect heeft zowel het exterieur als het interieur zorgvuldig gedetailleerd en daarbij gestreefd naar een samenhang door het toepassen van dezelfde stijlmotieven (vb. de verticale schroten in de voordeur en in de panelen van de binnendeuren, de cirkelmotieven in de lijstgoten en in de stucplafonds en deur- en vensteromlijstingen). Uitwendig heeft het pand enkele kleinere wijzigingen ondergaan. De ramen en deuren zijn deels vernieuwd met behoud van de bestaande roedenverdeling in de bovenlichten (uit de ramen ter hoogte van de zolder zijn de roeden wel verdwenen). Blijkens oude ansichten konden de vensters en dubbele deuren op de parterre vroeger afgesloten worden met luiken die geschilderd waren met een zandlopermotief. Ook was de serre tegen de rechterzijgevel oorspronkelijk uitgevoerd in hout en voorzien van gekoppelde ramen met zesruits bovenlichten. Naderhand is de serre in steen vernieuwd waarbij in materiaalgebruik en detaillering aansluiting is gezocht bij het huis.
N.B. De recente aanbouw linksachter valt buiten de bescherming.

Omschrijving

Op onregelmatig grondplan gebouwde villa van twee bouwlagen onder een samengesteld dak bestaande uit een zadeldak met de noklijn haaks op de weg en een tegen het linker dakvlak aansluitend lager afgeplat schilddak met een L-vormige plattegrond. De schuine dakvlakken zijn gedekt met rode tuiles du Nord. Zowel op het voorste dakvlak als boven beide zijgevels staat een dakkapel met een door gecanneleerde delen geflankeerd (stolp)raam en een lessenaardak waarop pannen van het genoemde type (de dakkapel op het voorschild is kleiner en voorzien van een liggend raam). De buitengevels zijn opgetrokken in rode machinale waalsteen in vlaams verband met snijvoeg en voorzien van een in kruisverband gemetselde plint met een afgeschuinde bovenrand van rode baksteen. Rechtsvoor op het platte dakvlak staat een rechthoekige schoorsteen van dito baksteen. De gevels worden bovenaan beëindigd door een lijstgoot rustend op uitstekende gootklossen met een art nouveau zweepslagprofiel. Boven elke gootklos is de lijstgoot evenals de zijkanten van de gootklossen verfraaid met een cirkelmotief. Ter hoogte van de vloeren van de eerste verdieping en de zolder bevinden zich in alle gevels regelmatig geplaatste sierankers. De vensters hebben vensterbanken van rode profielsteen en worden ontlast door (witgeverfde) lateien.
De voorgevel (W) kent een asymmetrische opzet met rechts een enigszins risalerende puntgevel met rechte windveren en in de top een driehoekig schot van vellingdelen met in het midden een doorhangende makelaar en onderaan een dwarsbalk. De puntgevel heeft een driezijdige erker met dito dak waarboven op de eerste verdieping twee gekoppelde schuiframen met zesruits bovenlicht, ter hoogte van de zoldervloer een witgeverfde naamsteen met in verdiepte zwartgeverfde letters "BUITENLUST", en bovenin een zoldervenster (oorspronkelijk met roedenraam). In de voorzijde van de erker bevinden zich twee gekoppelde schuiframen, in de smallere schuine zijden één schuifraam. De erker wordt bovenaan beëindigd door een lijstgoot op klossen als genoemd. Links naast de erker is een hardstenen eerste steen ingemetseld waarvan de inscriptie luidt: "De eerste steen gelegd / door / J.C.B.A. SERET / 7:9 1907." Het middengedeelte van de voorgevel heeft op de eerste verdieping twee gekoppelde schuiframen met zesruits bovenlicht en op de parterre. Ter plaatse van de schuiframen van het vergelijkbare parterrevenster eronder bevonden zich glasdeuren die openden naar het kleine terras ervoor. Het laatste heeft een roze cementvloer en wordt omgeven door een borstwering in de vorm van een plint als genoemd waarop een staande rollaag. In het sterk terugliggende linker deel van de voorgevel bevindt zich op de verdieping een schuifvenster met zesruits bovenlicht en beneden de voordeur: een door smalle zijlichten geflankeerde paneeldeur waarin twee smalle draairamen naast elkaar, elk beveiligd door art nouveau siersmeedwerk. De voordeur heeft panelen van verticale vellingschroten en een achtruits bovenlicht dat evenals de smalle flankerende tweeruits bovenlichten beglaasd is met geel kathedraalglas. Boven de ingang bevindt zich een plat afdak met een op klossen als genoemd overkragende omlijsting. Links rust het afdak op een houten zijschot waarin een raam en een zesruits bovenlicht van geel kathedraalglas. Onder het als beschutting dienende zijschot is de plint doorgetrokken.
De linkerzijgevel (N) heeft in het terugliggende rechter geveldeel op beide bouwlagen een schuifvenster met zesruits bovenlicht. In het midden van de verdieping bevindt zich een dito venster en eronder twee dito parterrevensters waarvan de zesruits bovenlichten evenals bij het schuifvenster links op de verdieping nog voorzien zijn van geel kathedraalglas. Links heeft de begane grond twee gekoppelde schuiframen met zesruits bovenlicht, en eronder een gemetselde kelderkoekoek waarin een smeedijzeren rooster en een door een middenstijl gedeeld keldervenster waarvan de twee draairaampjes elk beveiligd worden door drie diefijzers.
Tegen het midden van de rechterzijgevel (Z) bevindt zich een naderhand versteende rechthoekige serre met een plat dak, in beide zijkanten een venster met zesruits bovenlicht, en in de voorzijde een door twee zijlichten en vier zesruits bovenlichten omgeven dubbele glasdeur. Het serredak is vanaf de eerste verdieping toegankelijk via twee glasdeuren met zesruits bovenlicht en heeft een gering overstek waaronder art nouveau klossen als genoemd.
De achtergevel (O) heeft links een risalerende puntgevel als voor, maar zonder gevelstenen en met ter hoogte van de zolder een stolpraam en op de parterre in plaats van een erker een dubbele glasdeur met twaalfruits bovenlicht. Rechts van de puntgevel bevindt zich een achterdeur waarnaast een kleine uitbouw voorzien van een plat dak en twee uitzetraampjes (achter de linker het toilet, achter de rechter een berging). De eerste verdieping heeft boven de achterdeur een groot glas-in-loodvenster met middenstijl, en rechts een schuifvenster met in het zesruits bovenlicht geel kathedraalglas. Naderhand is rechts tegen de achtergevel een rookkanaal opgetrokken van rode machinale waalsteen in halfsteens verband.

Het eveneens in late art nouveau vormgegeven interieur is nog grotendeels oorspronkelijk en onder meer voorzien van paneeldeuren waarvan het ene onderpaneel en de twee bovenpanelen evenals bij de voordeur samengesteld zijn uit verticale vellingschroten. De deuren en vensters hebben een vlakke omlijsting met opliggende bovenhoeken waarin een cirkelmotief. In de vestibule bevindt zich een (vernieuwde) vloer van grijsgeaderd wit marmer en boven de dito plint een tegellambrisering van achthoekige tegels waartussen vierkante donkerblauwe tegeltjes. Bovenaan wordt de tegellambrisering afgesloten door een bruine tegellijst waaronder een geelbruine rand tussen smallere donkerblauwe randen. Vanuit de vestibule geeft een door een smal zijlicht van melkglas geflankeerde tochtdeur met raam en zesruits bovenlicht waarin geel kathedraalglas toegang tot de centrale hal. De laatste heeft een wandlijst op lambriseringshoogte en een stucplafond met floraal middenornament en omgaande lijst (de halvloer was oorspronkelijk van hout). Tegen de zuidelijke halmuur hangt een origineel wandfonteintje van wit aardewerk met koperen kraan. De bordestrap in de hal is voorzien van een handlijst langs de muur en een houten leuning met vierkante spijlen en achthoekige trappalen die ter hoogte van de handlijst overgaan in een vierkant met in elke zijde een verdiept rechthoekje. Zowel de spijlen als de trappalen worden bovenin verfraaid door drie siergleuven (bij de trappalen horizontaal, bij de spijlen de richting van de handlijst volgend). Het twee door een middenstijl gescheiden glas-in-loodramen ter hoogte van het trapbordes zijn beglaasd met een door een lichtroze buitenrand en een blauwe bies omkaderd fond van lichtgeel kathedraalglas waarbinnen een rechthoek van ongekleurd kathedraalglas. Vanuit de hal geven paneeldeuren als genoemd toegang tot de omliggende vertrekken. In de kamer en suite rechts van de hal bevindt zich een door (gewijzigde) kasten geflankeerde hoge dubbele schuifdeur met bovenin elke deurhelft drie staande ruiten van ongekleurd kathedraalglas. Zowel de voor- als achterkamer heeft een rijk stucplafond met een door banden met siergleuven en op de hoeken cirkelmotieven omgeven paneelrand waarin afwisselend rechthoekige vlakken en vierkante panelen met een floraal motief. Het middenmotief van beide plafonds bestaat uit een vierkant paneel met floraal motief. Zowel vanuit de voor- als achterkamer geeft een glasdeur met onderpaneel toegang tot de serre. De achterkamer heeft een zwartmarmeren hoekschouw met bovenaan, evenals bij de schouw in de voorkamer, een brede ojiefvormige kroonlijst. Achter de thans behangen bovenboezem van de schouw in de voorkamer gaat naar verluidt stucwerk schuil met een vergelijkbare vormgeving als die van de deur- en vensteromlijstingen en de stucplafonds (de onderboezem is gewijzigd; het visgraatparket in de voorkamer dateert van na de bouwtijd). Bij de hoekschouw in de achterkamer is dit wellicht ook het geval. De erker in de voorkamer is voorzien van een omlijsting als bij de deuren en vensters, met in beide bovenhoeken een console met ojiefprofiel. Een vergelijkbare omlijsting is aangebracht rond de vensterbank voor het zijraam in de kamer linksvoor. Deze kamer heeft een zwartmarmeren schouw en een stucplafond als in de kamer en suite. Onder de trap in de hal leidt een rechte steektrap naar de onder de (gemoderni-seerde) keuken linksachter gelegen kelder. De laatste is voorzien van een vloer en plint van bruingeglazuurde plavuizen, gepleisterde wanden en een houten balkenplafond dat aan de kant van het trapgat rust op een ijzeren onderslagbalk. In de hoek onder de keldertrap bevindt zich een gemetselde brandkast met een ijzeren deurtje (kan niet meer open). De eerste verdieping heeft een ruime overloop met een stucplafond als in de hal beneden en eveneens een wandlijst op lambriseringshoogte. Vanuit de overloop geven paneeldeuren als genoemd toegang tot de omliggende vertrekken en tot een rechte steektrap naar de zolder. Zowel de kamer rechtsvoor als rechtsachter heeft een stucplafond met een floraal middenornament en een omgaande band verfraaid met cirkelmotieven op de hoeken en siergleuven (de beschadigde stucplafonds in de overige kamers op de verdieping worden evenals in de vestibule door verlaagde plafonds aan het oog onttrokken). In de kamer rechtsachter bevindt zich nog een sobere hoekschouw met houten onderboezem en een vaste kast met paneeldeur als genoemd. De zolderverdieping heeft een gepleisterde borstwering waarboven een met kraaldelen beschoten gordingenkap. Rond het trapgat op zolder bevindt zich een houten leuning met achthoekige spijlen en dito palen. De rechthoekige overloop heeft wanden van verticale delen waarin paneeldeuren als genoemd toegang geven tot de twee zolderkamers rechtsvoor en rechtsachter en (een vernieuwde deur) tot de zolderruimte boven de linker helft van het pand. In laatstgenoemde ruimte is middels een wand van kraaldelen linksvoor een kamer afgeschoten met een spiegelbeklampte deur en een vlak houten plafond. De vliering boven de rechter zolderhelft is toegankelijk via een luik boven de overloop.

Waardering

De villa Rijksstraatweg 16 is van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde als een zowel uit- als inwendig grotendeels gaaf bewaard gebleven burgemeesterswoning uit het begin van de twintigste eeuw opgetrokken in een zorgvuldig gedetailleerde late art nouveau.