Voormalig klooster aan de A. Verherentstraat (H19)

Adres: A. Verherentstraat 6, 1961 GD Heemskerk
Kadastraal: D 7927

Inleiding

Aan de noordoostzijde van de Anthonie Verherentstraat gelegen voormalig KLOOSTER van de zusters Franciscanessen daterend uit 1895. Het Mariaklooster werd gebouwd naar ontwerp van de Delftse architect Josephus Hubertus Tonnaer (Thorn 1852 – Sassenheim 1929) in een eclectische stijl met overwegend aan de gotiek ontleende motieven. Opdrachtgever was het R.K. Kerkbestuur te Heemskerk in opdracht waarvan Tonnaer zes jaar eerder de naastgelegen Laurentiuskerk met pastorie had ontworpen. Op de plaats van het klooster stond een boerderij die in 1876 door het kerkbestuur was aangekocht om er een katholieke lagere school en de bijbehorende "Geestelijke Zusters ter bewaring en opvoeding der kinderen in de parochie van Heemskerk" te huisvesten.1 Na moeizame pogingen slaagde pastoor Van Wijk er in 1884 in om hiervoor zes zusters los te krijgen van de Congregatie van Zusters Franciscanessen van Rotterdam en kon een naai- en breischool voor 200 meisjes van start gaan. Vanwege de groei van de school werd in 1895 besloten tot de bouw van een nieuw klooster met daarachter een (inmiddels gesloopte) zesklassige Bewaar-, Naai- en Leerschool. De bouw werd op 14 augustus 1895 voor ƒ 16.200,- gegund aan aannemer H.W. Duyn uit Beverwijk. In 1896 ging de school met 343 kinderen van start. Het klooster huisvestte rond de eeuwwisseling dertien zusters waarvan vier onderwijzeressen. In 1947 bracht Lucebert op verzoek van moeder-overste Marina religieuze muurschilderingen aan in de vestibule en de gang.2 Na haar vertrek zijn deze in opdracht van hogerhand overgeschilderd. Het gebouw is sinds het vertrek van de zusters in 1974 in gebruik als uitvaartcentrum.

Omschrijving

Op onregelmatig grondplan gebouwd pand van twee bouwlagen onder een met gesmoorde kruispannen gedekt samengesteld dak bestaande uit een zadeldak (met achterschild) boven het sterk naar achteren uitgebouwde linker gedeelte van het pand en aansluitend, boven het middengedeelte, een afgeplat schilddak dat zich in een L-vorm uitstrekt langs en achter de voormalige kapel rechtsvoor op de eerste verdieping. De éénbeukige kapel is met haar driezijdige sluiting naar de straatzijde gekeerd en heeft een afzonderlijk leigedekt dak voorzien van een driezijdig voorschild en een achterschild bekroond door een vierkant klokkentorentje met vier zinkomklede en door spitsbogen verbonden hoekpijlertjes en een vierzijdige spits waarop eveneens leien in Maasdekking. De spits heeft een uitgezwenkte voet en wordt bekroond door een smeedijzeren kruis. In het torentje hangt een kleine bronzen luiklok. De achtergevel (NO) van het pand is evenals de daarop aansluitende zuidoostgevel van de uitbouw linksachter geblokt gepleisterd. De voorgevel en de aan het plein voor de kerk grenzende rechterzijgevel zijn opgetrokken in rode machinale waalsteen in kruisverband met snijvoeg en voorzien van een dito plint met afgeschuinde bovenrand en vijf banden van contrasterende gele verblendsteen: drie ter hoogte van de vensterdorpels op de parterre, één ter hoogte van de wisseldorpels van de verdiepingsvensters en één bovenin de gevel. Ter hoogte van de onderdorpels van de verdiepingsvensters bevindt zich bovendien, evenals onder de onderste band, een waterlijst van rode profielsteen. De schuiframen in beide gevels worden ontlast door segmentbogen waaronder een boogveld van geel en rood siermetselwerk. De minder in het zicht komende linkerzijgevel heeft een gepleisterde plint, geen banden of waterlijsten, en evenmin boogvelden met siermetselwerk. Naast baksteen is ook beige natuursteen toegepast voor dekstenen en -lijsten.
De kapel wordt door steunberen die zich tot beneden aan toe voortzetten geleed in traveeën: drie aan de straatzijde en rechts vier waarvan de linker smaller is. In elke travee bevindt zich een spitsboogvenster waarin een pastelkleurig glas-in-loodraam met daaronder een spaarveld (het venster middenvoor is naderhand dichtgezet). De rechter travee van de rechterzijgevel heeft op de eerste verdieping echter een T-venster, waarboven een boogveld dat de vorm van de overige spitsboogvensters aanneemt. Op de begane grond zijn de drie traveeën aan de straatzijde voorzien van een T-raam met in het bovenlicht glas in lood. In de twee rechter traveeën van de rechterzijgevel bevinden zich gekoppelde schuiframen. De overige traveeën zijn op de parterre blind. De twee afwaterende versnijdingen van elke steunbeer zijn uitgevoerd in natuursteen. Bovenaan de gevels van de kapel bevindt zich rondom uitkragend siermetselwerk (o.a. een platte muizentand).
Links van de kapel heeft de asymmetrisch opgezette voorgevel (ZW) een ingangsportaal waarboven drie smalle rondboogvensters voorzien van pastelkleurig glas in lood en een boeiboord waaronder een platte muizentand. Het portaal is uitgevoerd als een puntgevel met natuurstenen deklijsten, eveneens met natuursteen afgedekte schouders, en als bekroning een kleine natuurstenen tuit met in de voorzijde een driepasboog en bovenop een driehoekige deksteen. In het portaal bevindt zich een via twee hardstenen treden bereikbare dubbele paneeldeur in de stijl van de Amsterdamse School (vermoedelijk uit XXb) waarboven een geprofileerd kalf en een vierdelig bovenlicht waarin glas-in-loodramen met een roze buitenrand, rode bies en in het blanke fond (langs de bies gehalveerde) roze rondjes en ruitjes. Het boogveld boven het bovenlicht bestaat uit geel en rood siermetselwerk. De ondiepe portiek heeft getrapt gemetselde dagkanten en wordt ontlast door een dito segmentboog. In beide helften van de voordeur bevindt zich een groot paneel dat naar buiten toe geflankeerd wordt door een opliggende naald en drie boven elkaar geplaatste raampjes van geel kathedraalglas. Het linker gedeelte van de voorgevel is uitgevoerd als een symmetrische puntgevel met op beide bouwlagen een paar relatief smalle schuifvensters met glas-in-loodbovenlicht. De segmentbogen boven beide vensterparen zijn samengevat onder één brede segmentboog. Ter hoogte van de zoldervloer heeft de puntgevel een waterlijst van rode profielsteen die ter plaatse van de brede segmentboog verhoogd is (Engelse invloed). Hierboven bevinden zich twee schuifraampjes ter weerszijden van een beeldnis waarin een op een geprofileerde console geplaatst Mariabeeld, de patroonheilige van het klooster. Zowel de nis als de twee schuifraampjes worden ontlast door een rondboog. De met schouders en twee kleine geveltrappen verfraaide puntgevel is afgedekt met natuursteen en wordt bekroond door een zadeldakje waaronder een spitsboogveld.
Voorbij de kapel heeft de rechterzijgevel (ZO) een uitbouw met boven de sterker uitgebouwde parterre een door met natuursteen afgedekte trappen geflankeerd lessenaardak met leidekking. Zowel op de begane grond als de eerste verdieping telt de uitbouw twee kleine schuifvensters en wordt het muurwerk bovenaan beëindigd door een boeiboord waaronder een platte muizentand. In de door een schuine natuurstenen deklijst afgedekte straatzijde van de uitbouw bevindt zich een (vernieuwde) deur met geprofileerd kalf en bovenlicht.
De sobere linkerzijgevel (NW) wordt bovenaan beëindigd door een boeiboord waaronder in het enigszins terugliggende middendeel uitkragend metselwerk voorzien van een overhoekse muizentand. Het linker en rechter gedeelte van de gevel zijn blind. In het middengedeelte bevindt zich een door twee stijlen en een kalf onderverdeeld liggend keukenvenster met links hiervan een uitbouw met een schilddak waarop gesmoorde kruispannen en rechts een kleinere uitbouw voorzien van drie hoog aangebrachte raampjes en een plat dak waarvan het geringe overstek rust op geprofileerde klossen. De linker uitbouw heeft schootankers ter hoogte van de zoldervloer en in de noordoostgevel een (vernieuwde) deur met getoogd bovenlicht en rechts hiervan een hoog aangebracht liggend venster dat door twee stijlen en een kalf wordt onderverdeeld. Boven de nok van de linker uitbouw is tegen de linkerzijgevel een rechthoekig rookkanaal gemetseld met rechts hiervan twee vensters met bovenlicht. Boven de rechter uitbouw bevindt zich ter hoogte van het achterliggende trapbordes een groot venster dat door twee stijlen en een kalf wordt onderverdeeld.
De achtergevel (NO) is op de begane grond blind en heeft op de door een boeiboord waaronder een platte muizentand van rode baksteen beëindigde verdieping links van het midden en rechts een stolpraam met bovenlicht (bij het linker venster tweeruits). De aansluitende zuidoostgevel van de uitgebouwde vleugel rechts telt drie dito verdiepingsvensters en is op de parterre links voorzien van twee gekoppelde schuiframen waarvan de getoogde bovenlichten zijn samengevat onder één segmentboog (rechts bevond zich vermoedelijk een dito venster dat is dichtgezet). Op de blinde kopgevel (NO) van de uitgebouwde vleugel staat een hoge vierkante schoorsteen van rode machinale waalsteen.

Het interieur verkeert afgezien van de verlaagde plafonds en de met behoud van de rijk geprofileerde deuromlijstingen vernieuwde deuren nog merendeels in de oorspronkelijke staat. Zowel de ruime vestibule als de daarvan door een tochtpui waarin een door zij- en bovenlichten omgeven glasdeur gescheiden achterliggende gang heeft een vloer van meerkleurige ornamenttegels waarlangs een plint en drempels van witgrijs marmer. Links in de gang bevindt zich een houten bordestrap met vide waarlangs een leuning bestaande uit een op gedraaide spijlen rustende handlijst die onderaan eindigt in een krul boven een plaat met een rijk geprofileerde voorzijde. De korte dwarsgang naast de bordestrap heeft een tegelvloer als genoemd en is evenals de achter de trap gesitueerde keuken verhoogd gelegen (vanwege de kelder eronder) en vanuit de middengang bereikbaar via een met witgrijs marmer beklede trap van drie treden. Vanuit de keuken leidt een rechte steektrap naar de kelder die voorzien is van een gepleisterd tongewelf en een vloer van rode plavuizen. De bovenlichten van de aan de voorgevel grenzende kamers zijn voorzien van abstract glas in lood: een fond van lichtgeel kathedraalglas met in de hoeken accenten van geel en groen glas en rondom een rode bies. Boven de bordestrap heeft de eerste verdieping een stucplafond met rijk geprofileerde kooflijst. Vanaf de centrale gang op de verdieping zijn de omliggende vertrekken bereikbaar. De voormalige kapel rechtsvoor heeft gepleisterde wanden die bovenaan worden beëindigd door lijstwerk en geleed door lisenen waartegen ter hoogte van de afzaten kraagstenen waarop d riek wartzuilen rusten. De laatste dragen de ribben van het gestucte spitstongewelf dat boven het balkon achterin de kapel echter uitgevoerd is in kraaldelen. Het balkon heeft evenals de kapel een houten vloer en is vanaf de centrale gang bereikbaar via een rechte steektrap met bovenaan een hoofdbaluster en langs het trapgat een op gietijzeren spijlen rustende handlijst. De kapelvloer is vooraan verhoogd. Van de twee vertrekken onder het balkon is het aan de rechterzijgevel grenzende voorzien van een stucplafond en een vaste kast, en de andere van een witgrijs marmeren wijwaterbakje met Latijns kruis en een onder de trap gelegen biechtruimte met houten rooster. Het laatstgenoemde vertrek dient als entree tot de kapel en wordt verlicht door een bovenlicht in de tussenmuur met het aan de rechterzijgevel grenzende vertrek. Vanaf de centrale gang op de eerste verdieping leidt een eveneens via een deur bereikbare tweede trap naar de zolder. De onderste helft van deze trap is scheluw en voorzien van een kwart. De ruime, maar lage zolder bestaat uit een ongedeelde ruimte met een vloer van brede delen en een met brede delen beschoten gordingenkap. Het platte dakgedeelte wordt ondersteund door een op stijlen rustende onderslagbalk. De aan de zolder grenzende muren van de kapel zijn buitenom gepleisterd.

Waardering

Het pand A. Verherentstraat 6 is van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde als karakteristiek en grotendeels gaaf bewaard gebleven klooster uit het einde van de negentiende eeuw opgetrokken in eclectische trant, en als herinnering aan de zusters Franciscanessen die meer dan negentig jaar het onderwijs in Heemskerk verzorgden. Het voormalige klooster heeft tevens stedenbouwkundige waarde als onderdeel van een beeldbepalend katholiek gebouwencomplex dat naast het klooster bestaat uit de naastgelegen kerk met pastorie en de voormalige jongens- en meisjesschool aan de overzijde van de straat. Ook is het gebouw van belang als karakteristiek werk uit het oeuvre van de Delftse architect J.H. Tonnaer.