Voormalige meisjesschool aan de A. Verherentstraat (H18)

Adres: A. Verherentstraat 5, 1961 GD Heemskerk
Kadastraal: D 9430

Inleiding

Aan de zuidwestzijde van de Anthonie Verherentstraat gelegen voormalige ROOMS-KATHOLIEKE MEISJESSCHOOL uit 1919-1920 genaamd "St. Mariaschool". De 14-klassige school werd in twee fasen gebouwd naar ontwerp van de Haarlemse architect en leraar middelbaar onderwijs Willem Robbers (Leeghwaterstraat 19) in de stijl van het rationalisme met invloeden van de nieuw-historiserende stijl (o.a. kruisvensters met roedenramen) en van het werk van architect K.P.C. de Bazel. Zo paste De Bazel eerder vergelijkbare geometrische metselpatronen toe onder de vensters van het kantoor van de Nederlandse Heidemaatschappij in Arnhem (1912-1914). Opdrachtgever van de Mariaschool was het R.K. Parochiaal Kerkbestuur van den H. Laurentius in opdracht waarvan Robbers eerder de naastgelegen en in dezelfde stijl opgetrokken jongensschool met onderwijzerswoning (1918) ontworpen had, evenals de dokterswoning Kerklaan 11 (1917). De bouw van beide scholen was mogelijk door de financiële gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs, die door de grondwetsherziening van 1917 mogelijk werd. Met de invoering van de Wet op het Lager Onderwijs van 1920 zouden voortaan ook bijzondere scholen door het Rijk gesubsidieerd worden.1 Hierop vooruitlopend besloot het kerkbestuur alvast een gedeelte van de school te bouwen. Deze eerste fase bestond uit een laagbouw ter grootte van drie lokalen voor lager onderwijs: de twee lokalen ter weerszijden van de linker ingang en een derde lokaal gelegen achter het lokaal linksvoor. De bouwvergunning voor deze door Robbers op ƒ 26.763,85 begrote eerste fase dateert van 21 december 1918.2 Drie dagen later werd de bouw voor ƒ 28.486,- onderhands aanbesteed aan de Haarlemse aannemer Theodorus Martinus van Deursen (Lange Heerenstraat 38) die juist klaar was met de bouw van de naastgelegen jongensschool met onderwijzerswoning en dat blijkbaar naar tevredenheid van de architect en opdrachtgever. Het kerkbestuur besloot op 18 februari 1920, nadat toestemming van de vicaris was verkregen om voor de voltooiing van de school een lening van ƒ 140.000,- aan te gaan, de school dat jaar af te bouwen.3 De tweede fase bestond onder meer uit vijf klassen voor de lagere school waarvan er één linksachter werd aangebouwd en vier op de eerste verdieping. Rechts van de eerste fase kwam een tweede ingang met aan de achterliggende gang drie bewaarschoolklassen en daarboven drie naaischoollokalen. Achter de trappenhuizen links- en rechtsachter waren blijkens de ontwerptekening respectievelijk een gymnastiek- en een speelzaal gepland, maar deze zijn nooit uitgevoerd. Op 24 februari werd voor de tweede fase de bouwvergunning verleend en tevens goedkeuring verkregen van de schoolopziener in het district Haarlem.4 Nadat 12 maart ook het bisdom akkoord was, vond op 20 juni 1920 de aanbesteding plaats waarvan in het notulenboek als volgt verslag wordt gedaan: "Vergadering van het Kerkbestuur met den Architekt den Heer W. Robbers om de biljetten in ontvangst te nemen van de inschrijvers der Meisjesschool. 5 Biljetten waren ingekomen waarvan twee personen de laagste inschryvers waren en wel voor de som van ƒ138.200- door de Heeren Henneman van Heemskerk en Tromp van Castricum aan welke personen het werk werd gegund. Zij beiden zullen de school afbouwen." Opzichter bij de tweede bouwfase was B.J. Rozenstrate.5 De inwijding van de Mariaschool vond plaats op 2 januari 1921.6 Tijdens de mobilisatie waren in de school soldaten gelegerd. Tot 1971 heeft het gebouw als lagere school dienst gedaan en daarna nog enkele jaren als katholieke huishoudschool. Sindsdien heeft het gebouw een multifunctionele bestemming (momenteel o.a. kunstenaarscentrum, kunstuitleen, café, radio Heemskerk, peuterspeelzaal). De vensters waren oorspronkelijk voorzien van roedenramen7; deze zijn enkelruits vernieuwd met behoud van de originele kozijnen.

Omschrijving

Op nagenoeg rechthoekig grondplan (circa 30 m breed en 28 m diep) gebouwde school van twee bouwlagen onder een samengesteld dak bestaande uit twee niet al te steile evenwijdige schilddaken waartussen een plat dak en, aan de voorzijde, een zadeldak met in het midden een aangekapt schilddak boven de verhoogde middenrisaliet van de voorgevel. De schuine dakvlakken hebben een dekking van rode tuiles du Nord (op de drie binnenste dakvlakken rond het platte dak vervangen door rode verbeterde Hollandse pannen). In het midden van het gebouw bevindt zich een binnenplaats met een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis (symbolisch bedoeld?). De buitengevels, ook die rond de binnenplaats, zijn uitgevoerd als spouwmuur en opgetrokken in rode genuanceerde machinale waalsteen in kruisverband met snijvoeg en voorzien van een platvol gevoegd trasraam dat ter hoogte van de lekdorpels van de parterrevensters wordt afgesloten door een omgaande rollaag.8 Bovenaan worden de gevels beëindigd door een lijstgoot waaronder uitkragend metselwerk in de vorm van drie platte muizentanden.
De voorgevel (NO) kent een symmetrische opzet met drie, door smalle en minder hoge muurvlakken gescheiden risalieten die op beide bouwlagen voorzien zijn van drie grote kruisvensters (het middelste parterrevenster is naderhand vervangen door een deur). In de middenrisaliet bevindt zich links boven de parterre- en verdiepingsvloer een ventilatierooster. De twee terugliggende muurvlakken zijn voorzien van een (vernieuwde) dubbele deur met tweedelig bovenlicht en, evenals bij de ingang van de naastgelegen jongensschool, flankerende pilasters die een hardstenenen kroonlijst dragen waarop lisenen ter weerszijden van het verdiepingsvenster. Onder dit door een middenstijl gedeelde venster bevindt zich een tegeltableau met een grijsblauwe buitenrand en een door een bruine golfrand omkaderd lichtgeel fond waarop in blauwe kapitalen links de naam "ST. MARIA / SCHOOL" en rechts het bouwjaar "ANNO-DOMINI / 1920" met ter weerszijden van jaartal een symbolisch kruismotief. Onder alle overige verdiepingsvensters in de voorgevel is geometrisch siermetselwerk aangebracht in de vorm van een staande rechthoek waarin en waarnaast verdiepte verticale lijnen. Recht boven beide ingangen staat op het voorschild een dakkapel met uitwaaierende kroonlijst en plat dak.
De linkerzijgevel (ZO) heeft linksboven, ter hoogte van het achterliggende trappenhuis, een zeer groot venster dat door een kalf en twee stijlen wordt onderverdeeld. Rechts hiervan telt de gevel op beide bouwlagen twee keer drie grote kruisvensters en drie enigszins lager aangebrachte gietijzeren ventilatieroosters (in de ventilatieopening linksonder ontbreekt deze). Linksonder bevindt zich een dichtgezette deuropening.
De aan de Kerklaan gelegen rechterzijgevel (NW) heeft exact dezelfde indeling als de linkerzijgevel, maar dan gespiegeld (hier is de linker ventilatieopening dichtgezet).
Het linker en rechter deel van de achtergevel (ZW) is hoger opgetrokken dan het tussenliggende, door een plat dak gedekte geveldeel. Het laatste heeft een terugliggend middengedeelte met in de zijkanten een kruisvenster en een verdiepingsvenster met middenstijl, en in het achtervlak links een breed kruisvenster met twee stijlen en op de verdieping twee liggende vensters die door twee stijlen in drieën gedeeld worden. Van het rechter parterrevenster dat identiek was aan het linker is het driedelige bovenlicht nog aanwezig. Ter weerszijden van het terugliggende middendeel heeft de achtergevel een (vernieuwde) dubbele deur met tweedelig bovenlicht en een verdiepingsvenster met middenstijl. Voor beide deuren ligt een stoep van gele machinale waalsteen.
In de gevels rond de kruisvormige binnenplaats bevinden zich overwegend kleine tweeruits (wc)ramen en verder, in de terugliggende muurvlakken die aan de gangen grenzen, op de parterre enkele kruisvensters en op de verdieping enkele vensters met middenstijl.

Het interieur verkeert nog gedeeltelijk in de oorspronkelijke staat en bevat onder meer in het verlengde van beide hoofdingangen twee ruime gangen (waartussen vroeger een dwarsgang) voorzien van een gele tegellambrisering met een zwarte onderrand en bovenin een dunne zwarte rand waaronder zwart met rode siermotieven. De vloer van de benedengangen is nagenoeg identiek aan die in de jongensschool en bestaat uit een omgaande buitenrand van grijze tegels, vervolgens een rand van bruinroze tegels en daarbinnen een fond van grijze tegels met afgeschuinde hoeken en daartussen kleinere bruinrode tegeltjes. De gangen op de verdieping hadden dezelfde tegellambrisering als beneden (naderhand verwijderd) en zijn evenals de voormalige klaslokalen voorzien van een houten vloer. Onder de huidige verlaagde plafonds op beide bouwlagen bevinden zich nog de originele vlakke stucplafonds. Zowel links- als rechtsachter is een trappenhuis gesitueerd dat op de parterre met een rondboog opent naar de gang en op de verdieping met een segmentboog met een getrapt uitkragende aanzet. In beide trappenhuizen bevindt zich een tegelvloer als genoemd en een houten bordestrap met langs de muur een handlijst, en een trapleuning bestaande uit vierkante trappalen waartussen een handlijst rustend op afwisselend vierkante en rechthoekige latten. Zowel de trappalen als de vierkante latten zijn boven- en onderin verfraaid met drie horizontale groeven (de trappalen bovenin met twee series van drie). De rechthoekige latten zijn bovenin doorboord tussen twee paar horizontale groeven. De hoofdtrappaal onderaan de trap is ter plaatse van de aansluiting met de handlijst zwaarder uitgevoerd en voorzien van uitgesneden geometrische motieven (een ruit tussen vier driehoekjes). De ruimte onder het trapbordes in het linker trappenhuis is toegankelijk via een originele paneeldeur met negenruits raam en twee onderpanelen naast elkaar (de overige binnendeuren zijn vernieuwd met behoud van de oorspronkelijke deurkozijnen). De voormalige klaslokalen op de eerste verdieping zijn gesitueerd rond een U-vormige gang. Tussen deze gang en de binnenplaats bevinden zich toiletten die merendeels zijn voorzien van een tegelvloer als in de gangen beneden en met elkaar in verbinding staan door een kruisvormige opening bovenin de tussenmuur. In het linker deel van de gang opent links van de toiletten een kleine rondboogdoorgang (met getrapte boogaanzetten) naar een voormalige wasruimte met een dito vloer en een tegellambrisering als in de gang op de begane grond (de wasruimte in de rechter gang is gemoderniseerd). Het dwarsgedeelte van de gang op de verdieping opent met segmentbogen als in het trappenhuis naar het linker en rechter gangdeel. Op beide bouwlagen hebben de voormalige klaslokalen vensterbanken van zwartgepolijst hardsteen en merendeels in één van de hoeken een uitgemetseld rookkanaal waar de pijp van de kachel in uitmondde. In het achter het voormalige lokaal rechtsvoor op de begane grond gelegen lokaal staat links tegen de noordoostmuur een originele vaste kast met twee paneeldeuren waarvan de twee bovenpanelen en de twee hogere onderpanelen een Latijns kruis vormen, hetgeen vermoedelijk een symbolische verwijzing is naar Christus. De zolder is onbevloerd en heeft een beschoten gordingenkap.

Waardering

De voormalige Mariaschool is van algemeen belang wegens architectuur- en cultuurhistorische waarde als in hoofdvorm gaaf bewaard gebleven katholieke meisjes- en kleuterschool uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, opgetrokken in de stijl van het rationalisme naar ontwerp van de Haarlemse architect W. Robbers. De school heeft tevens stedenbouwkundige waarde als onderdeel van een beeldbepalend katholiek gebouwencomplex bestaande uit een voormalige jongens- en meisjesschool, een tegenoverliggende kerk met pastorie, en een voormalig klooster naast de kerk.